Lezing "Wie ben ik in Christus?" (deel 2)

Wie ben ik in Christus?
Spreker: Ds. Maarten Ezinga
Plaats: Bommelerwaard
Thema: Wie ben ik in Christus? Deel 2
Datum: 27 maart 2012
Tekst: Romeinen 6 : 1 - 13
Beluisteren Lezing >>
Beluisteren Vragenbeantwoording >>
Opslaan of printen Lezing in PDF >>
Wilt u reageren op de lezing dan kunt u mailen naar: [email protected]
We lezen met elkaar uit de Romeinenbrief, hoofdstuk 6. En bedenk bij het lezen van de Bijbel, dat het niet maar en menselijk boek is, maar dat mensen, door de Heilige Geest gedreven, van Godswege hebben gesproken. In de Bijbel spreekt de Heere Zelf tot ons. Dit is Zijn Woord voor ons! Er staat 3808 keer in de Bijbel: “Zo spreekt de Heere!” Dat is wat: 3808 keer, of soortgelijke uitdrukkingen: ‘Het Woord van de Heere der heirscharen kwam tot mij!’ ‘Jezus opende Zijn mond en sprak!’ Drieduizend achthonderd en acht keer! Stel u voor: het had er maar een keer gestaan, bijvoorbeeld in Jesaja 1:2, waar staat: “Hoort hemelen, aarde: neig uw oor, want de Heere spreekt!” Dat moet toch genoeg zijn om ons op het puntje van de stoel te krijgen, want de Heere spreekt. Het staat er zo vaak! En ik hoop ook dat we deze avond onder het beslag mogen komen van het spreken van deze Driemaal Heilige God, ook in ons midden. En we lezen met elkaar het Woord van God in Romeinen, hoofdstuk 6:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 1 t/m 15
"Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt? Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die aan de zonde gestorven zijn, nog daarin leven? Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen. Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding. Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen. Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft. De dood heerst niet meer over Hem. Want wat Zijn sterven betreft, is Hij voor eens en altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God. Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere. Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen. En stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God.14 Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!"
Tot zo ver de Schriftlezing deze avond. Ik kan het niet nalaten, want in de kerk zeg je dan altijd tegen elkaar: ‘Zalig, gelukkig zijn die mensen die het Woord van God horen en het ook toepassen op de praktijkvloer van het dagelijks leven! Halleluja!
Broeders en zusters, heeft u er soms moeite mee, dat er dingen in uw leven zijn waar u van weet dat u de Heere God daarmee een verdriet doet? Ik wel! En ik schaam me er niet voor om dat te zeggen; ik ben een gewoon mensen van vlees en bloed, maar er zijn bepaalde lijfzonden waar ik gewoon tegenaan loop; er zijn bepaalde gedachten waar ik me maar niet van blijkt te kunnen ontdoen; en een bepaalde houding die ik niet kan veranderen. Als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat een ieder van ons soms worstelt met lijfzonden, als dingen die aan ons vastzitten. Zaken waarmee we de Heere God bedroeven. Wat is de oplossing van de zondenstrijd in het leven van een gelovige? Daar willen we het vandaag over hebben; dat is het onderwerp en dat heeft alles te maken met onze positie in de Heere Jezus Christus. Want daar hebben we het over. Wat is de sleutel tot het terugdringen van de zondenmacht in ons leven. Hoe kunnen we las kinderen van de levende God een overwinning behalen op de zonden in ons leven, die ons zo aankleven, die zo dichtbij ons liggen? De zonde! Wat is de sleutel? Nou dat is een vraag die vooral predikanten bezig houdt: hoe kunnen we christenen in de gemeente zo ver krijgen dat zij de zonden nalaten. Ik ben 26 jaar gemeentepredikant geweest en ik heb daar vele malen over gesproken. En elke predikant heeft zo zijn eigen methode. Sommigen bedienen zich van vrees en angst! Zo van: ‘breek er mee met die zonde, want de Heere neemt je te grazen; Hij weet je altijd te vinden als je niet beter je best doet, dan ga je ook nog verloren!’ Angst, vrees! Hoevelen worden er ook in de kerk niet door geterroriseerd. Anderen die sleutelen wat aan de genadeleer en voegen daar werken aan toe; iets wat je moet doen. En in plaats van dat je alleen vertrouwt op de genade van de Heere, moet je naar de kerk gaan; je moet dit doen, je moet dat doen; je moet hier mee stoppen; je moet stoppen met alle slechte dingen die je doet, want anders ben je waarschijnlijk geen kind van God….! ‘Een kind van God doet dit niet!’ ‘Een kind van God doet dat niet!’ En in zekere zin is dat ook een aanpassing: je krijgt een verdraaide genadeleer! Weer anderen bedienen zich van de wet, en beuken met dat ‘gij zult’ en ‘gij zult niet’ op de goegemeente in. En deze mensen zeggen: “Het is wet en evangelie; je zult de wet moeten naleven, anders komt je niet in de hemel! Ja, fijn dat je in de Heere Jezus gelooft, maar je zult toch mooi naar de wet moeten leven, want anders dan redt je het nog steeds niet!” En dat is nu precies wat de joden in Rome beweerden. Ik heb mij voorgenomen vanavond systematische, Bijbelverklarende Bijbelstudie te doen met u! Dat wil zeggen: we gaan Romeinen 6 : 1 t/m 13 systematisch, dat wil zeggen: vers voor vers uitdiepen. ‘Wat staat daar, en wat betekent dat voor mij als kind van de levende God!’ Nu, Paulus heeft in de voorgaande hoofdstukken van de Romeinenbrief sterk de nadruk gelegd op de rechtvaardiging door het geloof alleen. Als je de Romeinenbrief zou willen samenvatten, is dat de kernboodschap: de rechtvaardiging door het geloof alleen! Door het geloof alleen. Dus ik kom straks uit genade niet in de hemel, omdat ik de wet heb nageleefd! Omdat ik dit of dat gedaan heb! De enige reden dat ik straks behouden mag aankomen in het Vaderhuis met Zijn vele woningen, is enkel en alleen uit genade, door het geloof; zonder dat daar iets van mij bij zit! Paulus heeft daar grote nadruk op gelegd. Geen van de methoden die ik zojuist heb genoemd, is afdoende antwoord op het zondenprobleem in ons leven. En het antwoord daarop is dat wij gaan begrijpen wie wij zijn positioneel in de Heere Jezus Christus. Dat is in feite het antwoord op dat probleem, dat wij door de Heilige Geest door het Woord van God ontdekt worden aan wie wij zijn in de Heere Jezus Christus. Dat is in feite heel kernachtig het antwoord op het probleem. Daar heeft Paulus ook in de vorige hoofdstukken over gesproken. Hij heeft gesproken over alles wat wij in Christus hebben ontvangen. Wij hebben daar de laatste keer een aantal dingen van genoemd. In Romeinen 5 noemt Paulus dat wij hoop hebben ontvangen, liefde hebben ontvangen, zekerheid hebben ontvangen, leven hebben ontvangen; en een overvloedige Bron van genade. Hij zegt zelfs in Romeinen, hoofdstuk 5:20: “De wet echter kwam er nog bij opdat de overtreding zou toenemen….;” Nou, let goed op: als je dat leest dan denk je dat door de wet er meer overtredingen zijn gekomen. Maar bedoeld wordt, dat door de wet de overtredingen die er waren zichtbaar zijn geworden, als contrastvloeistof. De wet heeft als een vergrootglas gewerkt, om datgene wat reeds was zichtbaar te maken! “De wet kwam er nog bij opdat de overtreding zou toenemen. Want waar de zonde is toegenomen…;” (let u goed op: zichtbaar is geworden in al haar gruwelijke karakter….) “….daar is de genade meer dan overvloedig geworden!” Wat een heerlijke tekst! M.a.w.: hoe groot en zondaar je ook bent, hoevele zonden er ook hebben plaats gevonden in je leven, de Heere zegt: “daar waar de overtreding toenam, zichtbaar is geworden door een vergrootglas van de wet, daar is de genade meer dan overvloedig geworden!” Er is altijd meer genade dan zonde. De genade is altijd overvloedig: altijd toereikend! Gods genade is altijd groter! Dat was voor de geadresseerden hier in Romeinen 6 een probleem: deze grote genade van God! En dat wordt hier ook verwoord in hoofdstuk 6:1. Leest u maar mee, in hoofdstuk 6:1. Daar staat:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 1:
“Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade zal toenemen?"
Dat klinkt heel aannemelijk, want er staat in hoofdstuk 5:20, dat meer zonde in meer genade resulteert! Dat hebben we zojuist gelezen. Als nu meer zonde in meer genade resulteert, zullen wij dan maar zonde blijven doen, opdat er meer genade zal zijn? Eigenlijk was de redenatie van de mensen in Rome de volgende: ‘wij vinden het fijn om te zondigen. En de Heere God vindt het fijn om genade te geven. Weet je wat? Laten wij zondigen. Dan zijn wij blij, en dan kan de Heere God genade geven en dan is de Heere God ook blij met ons!’ Dat was eigenlijk de redenatie. Heel plat gezegd (het is huiveringwekkend, die redenatie!): Maar dat is eigenlijk wat hier staat: “Zullen wij bij de zonde blijven opdat de genade toeneme?” En inderdaad: menig christen leeft daar naar. En daarom dat er ook predikanten zijn die eigenlijk wat aan de genadeleer beginnen te morrelen. Die gaan er wat aan sleutelen, want het kan toch niet zo ruim en zo uitnodigend zijn, en zo groot zijn als we hier lezen! ‘Het is toch genade plus!’ Immers Romeinen 5:20 zegt: ‘hoe meer zonde, hoe meer genade!’ Broeders en zusters: juist de genadeprediking heeft bijna altijd tot gevolg, dat er daarna broeders en zusters naar je toekomen, en tegen je zeggen: “Maar als het zo ruim is, als het zo vrij is, dan kun je maar doen wat je wil, want dan maakt het niet meer uit!” Dan heb je de genadeleer goed verkondigd, als er mensen zijn die dat tegen je zeggen. Dr. Martyn Lloyd-Jones, een geweldige prediker, zegt in zijn commentaar op de Romeinenbrief dit: “Er is geen betere test of iemand het N-T-evangelie zuiver verkondigt dan deze, dat sommigen verkeerd begrijpen, en denken dat je alleen door genade behouden bent het er niet meer toe doet hoe je leeft of wat je doet. Je kunt onbeperkt zondigen, want daardoor wordt Gods genade des te overvloediger!” Nou, hij troost mij met dit citaat, want menigmaal is het gebeurd dat mensen inderdaad na een prediking of en Bijbelstudie over de genade naar mij toe kwamen, en zeggen: ‘ja, als het zo is dan doet het er niet meer toe, hoe je leeft!’ Dan denk ik: ‘o, ik heb het goed gedaan; ik heb het goed gezegd; ik heb het goed verkondigd!’ Want dat was ook de reactie op de genadeprediking van Paulus: “Mogen wij bij de zonden blijven opdat de genade zou toenemen?” Dat was ook toen de reactie op die ruime, uitnodigende prediking van Paulus. Er zijn altijd mensen die het verkeerd begrijpen omdat je het goed hebt uitgelegd. En laten we maar eerlijk zijn: de zonde heeft zo zijn spannende en aantrekkelijke kanten. Wie houdt er niet van op zijn tijd wat smeuïge roddel te horen. En we denken dan: ‘ach, Gods genade is toch groot genoeg!’ Je roddelt met de buren wat, en je rekent in je achterhoofd al op de genade. Of je kijkt ergens naar, en rekent eigenlijk al op de genade. Of je doet iets zwarts, en je rekent eigenlijk al op de genade. In feite is dat het probleem, hier. Zonde? En je rekent op de genade: “Mogen we bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?” Dat is de redenatie hier; dat is het probleem. Nou ziet u wat Paulus antwoordt in vers 2:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 2:
“Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?” (Wat antwoordt hij?): “….volstrekt niet!”
Sterker had hij het in het Grieks niet kunnen ontkennen. Hij kan het niet sterker ontkennen dan met deze woorden: “Volstrekt niet!” Absoluut niet! Negatief: “Vergeet het maar! Je mag niet bij de zonde blijven, volstrekt niet!” En in de nu volgende verzen gaat hij ook uitleggen hoe wij de zonde in ons leven kunnen overwinnen. En dan heeft hij het over de genadeleer. Paulus probeert op geen enkele manier aan de genadeleer te sleutelen, o daar iets van af te doen. Hij laat de genadeleer in al zijn ruimte, en hij laat de nodiging staan. Maar hij gaat focussen op het allerbelangrijkste waarheid, namelijk onze positie in de Heere Jezus Christus. Onze positie in de Heere Jezus Christus. Want het is de genade waardoor wij in staat gesteld worden om met de zonde te breken. Let goed op. Het is niet de wetsprediking waardoor een mens in staat is om met de zonde te breken. Het is door de genadeprediking, de Bijbelse genadeprediking waar door een mens (de mens Gods, de mens die door de Heilige Geest is wedergeboren): in staat wordt gesteld de zondemacht in zijn leven terug te dringen en te overwinnen en mag groeien in levensheiliging. Door je positie in Christus! Nou, tot zo ver de probleemstelling. “Mogen wij in de zonde blijven? Nee, volstrekt niet!” Negatief.
Ten tweede: Gods antwoord op het probleem, de oplossing: “Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade meerder worde? Volstrekt niet! Immers hoe zullen wij die der zonde gestorven zijn daarin nog leven?” Nou, daarmee hebben we meteen de kern van het antwoord te pakken: “Wij zijn aan de zonde gestorven. Hoe zullen wij die aan de zonde gestorven zijn nog daarin leven?” zegt vers 2! Punt uit! Alles wat nu volgt draait om deze ene stelling: wij zijn gestorven voor de zonde! Alles wat Paulus nu gaat vertellen vloeit daaruit voort, uit deze stelling; dat is het hart van de oplossing! Dat is het hart van het heiligingsleven. Het hart van de mens Gods die de Heere wil behagen in zijn leven. Je bent gestorven. Als we voor de zonde gestorven zijn hoeven we niet meer op de zonde in te gaan. Gestorven mensen hebben geen enkel probleem met de zonde. En je kunt een krat sterke drank naast een alcoholist zetten, zonder dat het hem iets doet; je kunt en gokverslaafde in een casino opsluiten zonder dat het hem iets doet. Tenminste als het en dode is; zo is het ook met een dode alcoholist. Die dode heeft geen enkele moeite met alcohol! En een dode zondaar heeft geen enkele moeite met de zonde. Daar gaat het hier om! ‘Je bent dood,’ zegt Paulus, ‘voor de zonde. Je bent een dode zondaar voor de zonde!’ De zonde kan komen met bevelen, maar je bent dood! Nou, hoe verhoudt het ene, het gestorven zijn, zich met het andere: het nog steeds zondigen? Als je dood bent voor de zonde ben je toch niet in staat om te zondigen? En toch, laten we eerlijk zijn, gaat er bijna geen dag voorbij of we zondigen. Maar nu verklaart Paulus zich nader. Hij zegt:
Schriftlezing: Romeinen 5 : 3:
“Of weet u niet dat allen die in Christus Jezus gedoopt zijn in Zijn dood gedoopt zijn!”
Wij zijn gedoopt in de dood van Christus. Hier gaat het om onze positie in de Heere Jezus Christus. Daar heb ik u de laatste keer al het een en ander over verteld. Er wordt hier gesproken over de doop. Het gaat hier niet over de waterdoop. Maar het is een compleet droge pagina; het gaat hier om de geestesdoop. Het gaat hier om een werk van de Heilige Geest. Stel u voor: deze Bijbel….; de Heere Jezus, Hij is het vleesgeworden Woord! En dit bent u; dit kaartje bent u. Mijn hand doet het werk van de Heilige Geest. Op hetzelfde moment dat u onder het overtuigende werk van de Heilige Geest ontdekt wordt aan uw zonde en verlorenheid, en de ogen van uw hart open gaan voor de Zaligmaker de Heere Jezus Christus….; en u aanvaardt hem als uw Zaligmaker, als uw Zondeverlosser…..; op hetzelfde moment als u uit genade door het geloof uw vertrouwen stelt op de Heere Jezus…… Let u goed op: mijn hand doet het werk van de Heilige Geest, dan komt het woord uit onze tekst: “Dan doopt de Heilige Geest u in de Heere Jezus Christus!” U bent nu in Hem. En alles wat Hij is, wordt u toegerekend. U hebt het zojuist gelezen, 1 Korinthe 1:30, dat u in Christus bent. Dat is een werk van de Heilige Geest geweest; Hij heeft u in Christus gedoopt. En Hij heeft u op datzelfde moment geïdentificeerd, vereenzelvigd, met wat je zou kunnen noemen: de drie belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van de Heere Jezus Christus! U bent in Hem! De Heere God ziet u in Hem! En het is alleen omdat u in Hem bent, dat u een kind van God bent. Buiten Christus kun je geen kind van God zijn: alleen kind van God in Christus; in hem bent u geïdentificeerd, vereenzelvigd met, zoals gezegd, drie gebeurtenissen uit het leven van Christus. En dan wordt er hier in Romeinen 6 genoemd: “Weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn….;” dat is die beweging: in Christus gedoopt zijn……: “…….in Zijn dood gedoopt zijn! Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden opgewekt is, door de heerlijkheid van de Vader, ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen!”
Wij zijn geïdentificeerd met Christus’ dood, begrafenis en opstanding. Dat is wat Paulus hier zegt. Op hetzelfde moment dat u tot Christus komt is er en wonder gebeurd, want u bent door de Heilige Geest in Christus gedoopt. Dat is die beweging, dat is een soeverein werk van God. En op datzelfde moment wordt de dood van Christus uw dood. Zijn begrafenis: uw begrafenis; Zijn opstanding uw opstanding. Juridisch, volgens het Hemels recht, is dat op hetzelfde moment uw positie. U bent een gestorven mens; u bent een gemaakt met Christus; geïdentificeerd met Zijn dood en opstanding. Zijn dood was onze dood; Zijn begrafenis onze begrafenis; Zijn opstanding onze opstanding. De vraag is: hoe kan de ene persoon met de dood van de andere Persoon worden geïdentificeerd? Dat zijn moeilijke waarheden; je krijgt dat soms ook niet zo logisch in je hoofd. Ik heb wel een voorbeeldje voor u gevonden. Het betreft George White, die tijden de Amerikaanse burgeroorlog werd opgeroepen om aan het front te komen vechten. Nu was George White een vader van een groot gezin; zeven kinderen. Zijn vrouw en zijn kinderen waren ook afhankelijk van hem. Als hij aan het front zou moeten vechten en om het leven zou komen: wie zou er voor zijn vrouw en kinderen zorgen? Hij had een vriend, een dierbare vriend, die zijn dilemma begreep: Richard Graft. En Richard zegt: “Weet je wat? Ik ga onder jouw naam in het leger!” En zo gebeurde het! Zo gebeurde het! Richard Graft ging namens George White in het leger, en vocht aan het front. En het wilde dat hij om het leven kwam. Richard Graft kwam te overlijden, onder de naam van George White. Het was enige tijd later dat die George White opnieuw werd opgeroepen, maar daartegen in beroep ging. En hij stelde dat hij gestorven was in de persoon van zijn vriend Richard Graft. En nadat zijn dossier was nagetrokken, werd hij inderdaad legaal van verdere dienstplicht vrijgesteld, omdat hij gestorven was in de persoon van zijn vriend Richard Graft. Hij was geïdentificeerd, vereenzelvigd met de dood van zijn vriend Richard Graft. Je kunt dat nakijken; dat is feitelijk gebeurd. En het is en prachtige illustratie wat er met ons is gebeurd op hetzelfde moment dat wij tot de Heere Jezus Christus mochten komen als onze Zaligmaker. Want toen heeft de Heere u en mij geïdentificeerd met Zijn dood. Zijn dood is mijn dood! Dat betekent: het oordeel over mijn leven heeft zich 2000 jaar geleden over Christus voltrokken. Ik ben in Hem, en het oordeel over mij is voltrokken in Hem! Ik ben dus dood. En elke oproep van koning zonde aan mijn adres is een oproep aan een dode. Precies zoals George White geen gehoor hoefde te geven aan de oproep om op te komen. Wij zijn gestorven voor de zonde. Maar daar is het niet bij gebleven; de Heere Jezus is begraven en Hij is opgestaan uit de doden. En wat zegt de tekst: “Dat wij, zoals Christus uit de doden is opgewekt, ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen!” Dat is uitermate belangrijk dat je dat weet, en dat je jezelf als zodanig gaat zien. Je bent een gestorven mens. Die oude ik is gestorven, begraven; en er is een nieuwe mens opgestaan. Je bent met Christus opgestaan, in Hem! Ik ben mij er van bewust, broeders en zusters, dat dit misschien zware, leerstellige kost is. Dit is één van de moeilijkst te begrijpen Bijbelgedeelten, en Bijbelse waarheden. En de apostel Paulus spant zich om het ons zo duidelijk mogelijk te maken. Hij zegt in vers 6: “Dit weten wij immers….;” het gaat hier om een verdere verklaring van wat wij reeds weten: “….dat onze oude mens medegekruisigd is….;” en let u goed op, het is medegekruisigd, met wel doel? “Opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden……;” of zoals het in de Herziene Statenvertaling staat: “Dit weten wij toch dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde te niet gedaan zou worden, en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen!” Dezelfde waarheid als in de voorgaande verzen, maar hij herhaalt het hier nog eens met andere woorden. Op hetzelfde moment dat wij tot de Heere Jezus komen, onze Persoonlijke Verlosser, zijn wij geïdentificeerd met Zijn dood, begrafenis en opstanding. Die drie dingen zijn met u en met gebeurd. In de eerste plaats is onze oude mens toen gekruisigd. Dat wil zeggen: de mens die wij waren voor de wedergeboorte; voor het moment dat wij door de Heilige Geest in Christus werden gedoopt. Die oude mens is gekruisigd. Je zou dat kunnen vergelijken met een hoofdstuk. Het eerste hoofdstuk van je leven, de mens voordat je tot Christus komt, dat hoofdstuk is afgesloten. Je bent een nieuw hoofdstuk begonnen. Deel 1 is voorbij, deel 2 is begonnen.
Ten tweede werd de macht van de zonde verbroken. Vers 6 zegt: “Opdat aan het aan het lichaam der zonde zijn kracht zou worden ontnomen, of: deze teniet gedaan zou worden!” Nou, let u goed op. Als je over ‘teniet gedaan worden’ leest, dan denk je bij jezelf: “Dit gaat niet over mij!” Want u ervaart allemaal, wij ervaren allemaal de zondemacht in ons leven. Wat wordt er bedoeld hier met: ‘teniet gedaan!’? Of zoals een andere vertaling zegt: verbroken; de zondemacht is verbroken. Dat wil zeggen, broeders en zusters, wat er hier bedoeld wordt, is…..: als je zegt ‘teniet gedaan’ in de zin van ‘compleet uitgerangeerd’ dan zeg je: ‘dit heeft geen betrekking op mij, want ik ervaar de zondemacht in mijn leven. De zondemacht is niet uitgerangeerd in mijn leven!’ Het wordt teniet gedaan, of het wordt verbroken, of: van zijn kracht ontdaan….; dat is misschien nog mooier gezegd…..: het wordt van zijn kracht ontdaan, dat wil zeggen, dat de zonde niet meer de allesoverheersende en dominante macht is in mijn leven. Koning zonde heeft niet langer de macht in mijn leven, want die macht heeft de Heere Jezus Christus. Je zou kunnen zeggen: de macht van Hitler in Nazi-Duitsland, die macht is gebroken in Normandië. Toen is de macht van Hitler gebroken. Maar het duurde nog maanden voordat de rest van Europa de gevolgen daarvan heeft ondervonden. Maar dat was het punt waarop die macht is gebroken: D-Day! U mag zeggen: 2000 jaar geleden heeft de Heere Jezus Christus aan het kruis op Golgotha de macht op satan gebroken. Hij heeft een fatale aanval op hem gedaan. Maar wij ervaren nog allemaal de macht van de satan en van de boze in ons leven. En daarom is er door de doorwerking van Gods Geest in ons leven, en het weten wie je bent in de Heere Jezus Christus, dat de zondemacht in je leven langzaam maar zeker terug gedrongen mag worden en er een overwinning mag zijn op de zonde. Dus de zondemacht is niet vernietigd, maar gebroken in ons leven. Dat is belangrijk dat wij dat weten. Het gaat hier allemaal nog om theorie; straks komen we bij praktische opdrachten. Dit gaat eventjes om wie je bent in Christus; en de Heere God ziet jou in Christus als een mens die gestorven is, begraven is, en ten derde: je bent opgestaan tot nieuw leven. Je bent bevrijd van de dood, en je hoeft dus de zondemacht niet meer te dienen; je staat niet langer in dienst van de zonde, je bent niet langer slaven van de zonde. Voordat wij tot Christus kwamen, konden wij niet anders dan de zondemacht gehoorzamen. Dat is nu anders geworden. Vers 7 zegt:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 7:
“Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde!”
Juridisch vrij van de zonde. Letterlijk staat er: ‘is gerechtvaardigd van de zonde!’ Dat is wat er letterlijk staat: is gerechtvaardigd van de zonde. In het oude Schotland was het zo dat als een misdadiger de doodstraf had ontvangen, dat op zijn cel daarna geschreven werd, dat ‘meneer die en die heden morgen om tien uur gerechtvaardigd was!’ Dat wil zeggen: toen was hij gedood, vanwege de misdaad die hij had gedaan. Maar dan stond er op zijn cel: ‘hedenmorgen om tien uur is misdadiger die en die gerechtvaardigd!’ D.w.z.: compleet heeft hij geboet voor datgene wat mis is gegaan in zijn leven en hij is gerechtvaardigd, in de zin van: er kan nu niets meer tegen hem gebracht worden. Want dat is in feite: ‘wie gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde!’ Vers 8:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 8:
“Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem. En wat Zijn sterven betreft is Hij eens en voor altijd voor de zonde gestorven; en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God!”
Christus is dus voor de zonde gestorven, in die zin dat Hij de zondeschuld. En daarom dat ook wij die Een zijn met Hem in hem zijn, en met Hem verenigd zijn, en de zondeschuld gedragen hebben. U heeft in Christus, m.a.w.: geboet voor de zonde! U heeft in Christus geboet; dat oordeel is over uw leven geweest! Je wordt maar een keer voor je zonden gestraft: dat is 2000 jaar geleden op Golgotha gebeurd, in Christus heeft zich dat voltrokken! Juridisch ben je een gekruisigd, een geoordeeld mens. En daarom dat de Bijbel zal zeggen: “Er is geen veroordeling voor hen die in Christus zijn!” Dat oordeel heeft zich duidelijk al voltrokken, in Christus 2000 jaar geleden. Er is geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn. En daarom is er ook geen vrees in de relatie met de Heere God van een kind van God; geen vrees, geen angst. Geen vrees meer voor het oordeel. En waarom niet? Omdat in Hem heeft het oordeel zich al voltrokken; er is niets meer tegen je in te brengen: geen beschuldigingen meer; compleet gerechtvaardigd. Dus dat deel van ons leven is afgesloten! Hoe dwaas zou het zijn daar opnieuw naar terug te keren, om opnieuw onder de tirannie van de zonde te gaan leven. Dat moeten we ons goed voor ogen houden broeders en zusters. Ik hoop dat u Romeinen 6 : 1 en 2 begint te begrijpen, als er staat: “Wat zullen wij dan zeggen: zullen wij bij de zonde blijven leven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet: hoe zullen wij die in de zonde gestorven zijn daarin nog leven?” Dit is het antwoord dus op het zondeprobleem, waar je elke dag mee geconfronteerd wordt. Het gaat hier om die momenten dat je weer voor je bed neerknielt en in huilen uitbarst, en zegt: “Heere God, het is me weer gebeurd!” Daar gaat het over. Ook die nare zonden die aan ons kleven; daar hebben we het hier over. En het antwoord, dat je daar niet bij mag blijven: “Volstrekt niet!”, negatief: het mag niet voortduren in je leven. ‘Nou,” zegt Paulus: “Om daar overwinning over te verkrijgen moet je iets weten!” Wat moet je dan weten? “Je moet weten wat je positie is; je moet weten wie je in de Heere Jezus Christus bent, namelijk dat je met Hem gestorven, begraven en opgestaan bent tot een nieuw leven!” Dat is Gods motivatie, een bekrachtiging tot overwinning op de zonde: weten wie je bent! Kijk, toen ik in 1981 op het stadhuis in Rotterdam ‘ja’ zei tegen mijn vrouw, heb ik een hoofdstuk van mijn leven afgesloten; het hoofdstuk met de titel ‘vrijgezellenbestaan’. En toen ben ik een nieuw hoofdstuk begonnen, een geweldig hoofdstuk; het hoofdstuk van het getrouwde huwelijksleven. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest. Voor die tijd moest ik me maar een beetje behelpen, maar nu ik getrouwd ben: geweldig; een geweldig leven. Ik zou gek zijn om te denken: ‘wel, weet je wat, ik keer terug naar het eerste hoofdstuk van mijn leven. Ik ga weer opnieuw dat vrijgaande of dat vrijgezellenbestaan beginnen!’ Nee, ik ben getrouwd om het huwelijksleven te leven, en ik wil nooit meer terug. En zo ben ik ook christen geworden om als christen te leven. En dat is wat ik door Gods genade wil doen. Dat oude leven lokt weliswaar, met allerlei beloften van vrijheid, en ongebondenheid en spanning en vreugde. Maar dat geeft alleen maar ellende en wroeging, en teleurstelling. Waarom zou ik terug willen naar dat eerste hoofdstuk van mijn leven? Nee, ik wil leven in het licht van Wie ik ben in de Heere Jezus Christus, mijn nieuwe Schepper. Een kind van God, gerechtvaardigd, door voor de zonde, levend voor God! De centrale vraag is nu natuurlijk: hoe voorkomen we dat we weer terugvallen in dat oude leven? Weet je nog: als je moet weten wie je bent om naar je positie te kunnen leven. Daar hebben we de laatste keer over gesproken; je moet weten dat je miljonair bent om als miljonair te kunnen leven. Want als je het niet weet dan is de kans groot dat je uit de vuilcontainers achter Albert Heijn gaat leven; dat zou kunnen. Als je niet weet dat je een miljoen hebt op de bank, dan ga je misschien als een armoedzaaier leven. En heel veel christenen vandaag de dag in de kerk die leven als geestelijke armoedzaaiers, omdat ze niet leven van hun rijkdom in Christus. Ze weten dus niet wie ze positioneel zijn. Ze zijn heel onzeker daarover. En dat ademt hun leven ook uit. En daarom heeft het niets aantrekkelijks. Daarom heeft het geen magneetwerking op de wereld. Want het is eigenlijk allemaal kommer en kwel. En daarom dat het zo belangrijk is dat wij als kinderen van God vanuit de Bijbel leren verstaan wie wij zijn in de Heere Jezus Christus. En een van de eerste dingen is dan dat je moet weten dat je door de Heilige Geest in Christus bent gedoopt, en dat je een gestorven mens bent. Met Christus gestorven, begraven en opgestaan tot een nieuw leven. Dat moet je boven alles weten. Hij zegt in vers 11: “Zo moet het voor u vaststaan…;” ziet u dat in vers 11: “Zo dient ook uzelf te rekenen…;” het moet voor je vaststaan: “….als dood voor de zonde maar levend voor God in Christus Jezus onze Heere!” Maar let u goed op; dat betekent niet dat je maar net moet doen alsof je dood bent. Zo van: ‘oké, we moeten doen alsof we dood zijn; we zijn het wel niet, maar we doen net alsof we dood zijn voor de zonde!” Nou, dat wordt hier dus niet bedoeld. Er wordt mee bedoeld dat je door de Heilige Geest ontdekt wordt aan deze allerbelangrijkste geestelijke waarheid van je juridische positie voor de Heere God, in geestelijk opzicht dat je een gestorven mens bent. Paulus zegt in Galaten 2:20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik. Dat is niet meer leven, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft lief gehad en Zich voor mij heeft over gegeven!” Maar het moet allereerst voor mij vaststaan; daar begint het mee. Het moet voor mij vaststaan. Vers 11 zegt het zo:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 11:
“Zo dient ook uzelf te rekenen!”
Het moet voor je vaststaan dat dat je positie is! Moet u eens zien wat vers 3 zegt; volgt u maar mee. Daar staat:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 3:
“Of weet u niet?”
Of weet u niet? Je moet wat weten. Vers 6:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 6:
“Dit weten wij toch?”
Vers 9:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 9:
“Wij weten toch?”
Vers 11:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 11:
“Zo moet het voor u vaststaan, zo dient ook uzelf te rekenen!”
Dus nadat we het nu gehad hebben over de theorie, we weten nu de theorie, onze geestelijke positie voor de Heere God in Christus. Maar hoe ga ik dit nu toepassen? Het begint er mee, zegt hij: dat je dit moet weten! Het begint met de positieve input in je hersencomputer, in je hart, van deze allerbelangrijkste waarheden, zodat ze landen, en jij weet wie je voor de Heere God bent in Christus. Daar begint het mee. Dus: terugdringen van de zonde, daar gat het over….; we mogen niet bij de zonde blijven, volstrekt niet! Hoe dan? Nou, je weet nu de theorie en het begint bij het kennen van de theorie. Het kennen van de theologie, wat de Bijbel hier over zegt, daar begint het mee. Hier mag niet de minste twijfel over bestaan: u bent in Christus dood voor de zonde. U bent een gerechtvaardigd mens in de zin van: de doodstraf is voltrokken 2000 jaar geleden op Golgotha. U bent en gerechtvaardigd mens; geen veroordeling meer in Christus Jezus. Ken jij die positie? Begrijp je wat een geweldige bevrijding dat is, dat er dus geen angst meer is in de relatie met de Heere God. Omdat de Heere God niets meer tegen jou en mij heeft in de Heere Jezus Christus. Geen veroordeling meer, omdat je in Hem bent. Jij bent in Zijn Zoon, en Hij had het tegen Zijn Zoon. En daarom heeft Hij niets meer tegen jou! Nu mag je: hhhhhhhhh! Je kan ademen; je kunt nu geestelijk weer adem halen. Dat betekent ook dat er ruimte komt om geestelijk te groeien. Daar begint het dus mee: “Dit weten wij!” vers 3, vers 6, vers 9, vers 11; het moet voor je vaststaan!
Weet u, toen ik trouwde ben ik voor mijn oude vlammen gestorven. Als ik één van hen tegen het lijf zou lopen, en darmee zou willen gaan stappen, dan zou ik me eerst wel bedenken. Allereerst: mijn eigen vrouw zou me natuurlijk vermoorden. Maar dat is niet de belangrijkste reden. De echte reden waarom ik dat niet zou doen is, omdat ik met mijn vrouw getrouwd ben; ik heb een leven met haar; ik heb een huwelijk met haar; ik heb kinderen met haar; we zijn verbonden door het huwelijk. Weet u, Augustinus heeft een losbandig leven geleid, voordat hij tot de Heere kwam; een bijzonder losbandig leven; hij hield het met verschillende vrouwen. En hij was tot geloof gekomen: “Neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn tot Uw eer!” Hij was gerechtvaardigd geworden door het geloof. Augustinus was een nieuwe schepping geworden in de Heere Jezus Christus. Hij wandelde op een dag over de markt; en hij ziet een van zijn oude vlammen; en vrouw met wie hij iets heeft gehad. En ze zien elkaar aan, en hij zet het op en lopen. En zij zegt: “Augustinus, ik ben het! Ik ben het!” En hij schreeuwt heel hard terug, al lopend: “Maar ik ben het niet!” Kijk, dat is het precies. Het oude was voorbij gegaan. Dat hoofdstuk is gesloten, en hij is een nieuwe schepping geworden in de Heere Jezus Christus: “Ik ben het niet!” Dat klopt. Die oude Augustinus is gestorven met Christus; begraven, hij is een nieuwe mens! De mens Gods; de mens die door de Heilige Geest in Christus is gedoopt! En wanneer de duivel naar je toekomt en allerlei dingen in je oor fluistert: ‘doe het maar en er is niemand die het ziet; je kunt toch even met haar lachen; je kunt wel even iets te lang kijken; je kunt wel even wat webben; toe maar joh, God is liefde, Hij vergeeft het je wel!’ Kijk, dat is nou precies het verkeerde. Dan kijk je in feite terug naar die oude vlam, waar je vroeger zo aan verknocht was. En daarom: je moet bedenken wie je bent in Christus. Daar begint het mee dus. De positieve input van deze kennis in je werkgeheugen; in je werkgeheugen. Dit moet iets zijn wat voor in je werkgeheugen aanwezig is: deze kennis dat je een nieuwe schepping bent; dat je een nieuwe Koning dient; dat de oude, zondige mens met Christus gestorven is. Ten tweede: laat de zonde niet langer op de troon van je leven regeren, vers 12 en 13 zegt:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 12 en 13:
“Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren, om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen. Stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapen van de ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de dood levend geworden zijn, en laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God!”
M.a.w.: doe niet langer alsof koning zonde uw koning is. Wees niet langer een dienaar van de Koning. Ga niet naar die plaatsen toe waar u zichzelf in een situatie manoeuvreert waardoor het uiteindelijk tot zonde komt; wardoor je jezelf blootstelt aan verleidingen. Stop er mee je gedachten te beïnvloeden met beelden, plaatsen, woorden, filosofieën, redenaties die in strijd met het Heilig Wezen van onze driemaal Heilige God. Maar leef als een doulos, als en slaaf van de Heere Jezus Christus, die jou, die jij en ik moet maken: “Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren!” Ziet u, de Heere spreekt ons hier aan. Hij zegt: “Laat dan!” Je moet wat doen! Zeg ‘neen’ daar tegen. M.a.w.: het begint met kennis: ‘je weet het toch wel? Je weet het toch wel?’ Maar nu wordt er iets anders van ons gevraagd, namelijk: radicale afscheiding van de zonde! Radicaal breken met ongerechtigheid! Laat die zonde niet langer op de troon van je leven regeren. En vers 13B stelt: “Stel uzelf ter beschikking aan God als mensen die uit de doden levend geworden zijn; laat uw leden wapens ter gerechtigheid zijn voor God!” M.a.w.: als derde stap, geef uzelf geheel en al over aan de Heere God! God roept ons tot volkomen overgave. Eerst de oproep tot volkomen afscheiding: breken met de ongerechtigheid. Dat begint met een kennis. Breken met de ongerechtigheid: kap er mee, concreet. Zet stappen wat dat betreft in je leven. En drie: geef jezelf restloos over aan de Heere God. Restloze overgave. Dat betekent, er wordt hier over je leden gesproken; dat betekent je: ogen, je oren, je neus, je handen, je voeten, je denkwereld, je emoties. Al je zintuigen; al je ledematen; ook je seksuele organen. Misschien moet je ook gewoon concreet beginnen om dat uit te leveren; om dat gewoon maar te noemen: ‘ook dat geef ik over aan U, Heere God!’ dan laat je het wel uit je hoofd om dan te doen daarmee wat jou goeddunkt! Dan ga je leven naar de Bijbelse regels wat dit betreft. Stel uzelf ten dienste van God, als mensen die dood zijn geweest, maar thans leven. Stel geen enkel deel van je lichaam ter beschikking van de zonde. Stel je ten dienste van God. En dat is iets wat wij moeten doen. Wat God heeft gedaan in Christus dat is duidelijk. Hij heeft ons in Christus gedoopt, geïdentificeerd met Zijn dood, begraven in Zijn opstanding. Dat moet je weten! En nu zegt de Heere: “Zou jij nu willen breken met de zonde? Dat betekent dat je dingen moet weg doen; dat je dingen anders moet gaan doen. Als je je daar aan onderwerpt zou je je vervolgens volkomen willen overgeven aan Mij?”
En dan noemt hij als vierde punt, vers 14:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 14:
“Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet maar onder de genade!”
De zonde zal over, wat staat er? ‘niet heersen!’ We zullen tot onze dood toe blijven zondigen. Johannes zegt: “Indien wij zeggen dat wij gen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet!” ‘Maar de zonde zal over u niet heersen’, in de zin van: koning zijn; de heerschappij hebben in ons leven. Daar compleet onder leven als slaaf. De zonde zal over u niet heersen. Let goed op. Hoe motiveert hij dat? “De zonde zal niet over ons heersen! Hoe dat zo? U bent namelijk niet onder de wet maar onder de genade!” Wat motiveert mij om te breken met de zonde? Wat staat er? “de genade!” De ruime, uitnodigende, Bijbelse genadeleer motiveert tot levensheiliging. En eigenlijk het tegenovergestelde dan waar hij mee begon: “Mogen wij bij de zonde blijven opdat de genade toeneme? Volstrekt niet!” De genadeleer leidt niet tot zonde. Hij zegt hier het tegenovergestelde: ‘de zonde zal over u niet heersen, u bent niet onder de wet maar onder de genade!’ Hij die voor jou zonden heeft voldaan, motiveert tot het breken met de zonde en het toewijden aan God. Een leven uit genade leidt tot levensheiliging. Dat is wat we hier leren. Maar het begint allemaal met: ‘dit weten wij!’ Dit weten wij! Wat weten we? Wat moeten we boven alles nemen? Dat u op hetzelfde moment dat u tot de Heere Jezus kwam, door de Heilige Geest in Christus bent gedoopt. Zijn dood: uw dood! Alles wat van Christus is wordt u toegerekend. Het is uit God dat u nu in Hem bent. De Heere God ziet u in Hem en Hij ziet Jezus. De heiligheid van Jezus; de gerechtigheid van Jezus; de liefde van de Heere Jezus Christus. Alles van Christus dat wordt op u toegepast; de toegerekende leven van Christus, de toegerekende gerechtigheid van Christus. Drie belangrijke waarheden: zijn dood, Zijn begrafenis, Zijn opstanding; de sleutel tot een leven waarin de zonde wordt terug gedrongen, en Christus groeit. Immers: “Hij moet wassen, wij minder worden!” Dit is wat ik met u wilde delen. Tot zo ver!
Plaats: Bommelerwaard
Thema: Wie ben ik in Christus? Deel 2
Datum: 27 maart 2012
Tekst: Romeinen 6 : 1 - 13
Beluisteren Lezing >>
Beluisteren Vragenbeantwoording >>
Opslaan of printen Lezing in PDF >>
Wilt u reageren op de lezing dan kunt u mailen naar: [email protected]
We lezen met elkaar uit de Romeinenbrief, hoofdstuk 6. En bedenk bij het lezen van de Bijbel, dat het niet maar en menselijk boek is, maar dat mensen, door de Heilige Geest gedreven, van Godswege hebben gesproken. In de Bijbel spreekt de Heere Zelf tot ons. Dit is Zijn Woord voor ons! Er staat 3808 keer in de Bijbel: “Zo spreekt de Heere!” Dat is wat: 3808 keer, of soortgelijke uitdrukkingen: ‘Het Woord van de Heere der heirscharen kwam tot mij!’ ‘Jezus opende Zijn mond en sprak!’ Drieduizend achthonderd en acht keer! Stel u voor: het had er maar een keer gestaan, bijvoorbeeld in Jesaja 1:2, waar staat: “Hoort hemelen, aarde: neig uw oor, want de Heere spreekt!” Dat moet toch genoeg zijn om ons op het puntje van de stoel te krijgen, want de Heere spreekt. Het staat er zo vaak! En ik hoop ook dat we deze avond onder het beslag mogen komen van het spreken van deze Driemaal Heilige God, ook in ons midden. En we lezen met elkaar het Woord van God in Romeinen, hoofdstuk 6:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 1 t/m 15
"Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade toeneemt? Volstrekt niet! Hoe zullen wij, die aan de zonde gestorven zijn, nog daarin leven? Of weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn, in Zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen. Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding. Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen. Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde. Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft. De dood heerst niet meer over Hem. Want wat Zijn sterven betreft, is Hij voor eens en altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God. Zo dient ook u uzelf te rekenen als dood voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus, onze Heere. Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen. En stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapens van ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de doden levend geworden zijn. En laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God.14 Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!"
Tot zo ver de Schriftlezing deze avond. Ik kan het niet nalaten, want in de kerk zeg je dan altijd tegen elkaar: ‘Zalig, gelukkig zijn die mensen die het Woord van God horen en het ook toepassen op de praktijkvloer van het dagelijks leven! Halleluja!
Broeders en zusters, heeft u er soms moeite mee, dat er dingen in uw leven zijn waar u van weet dat u de Heere God daarmee een verdriet doet? Ik wel! En ik schaam me er niet voor om dat te zeggen; ik ben een gewoon mensen van vlees en bloed, maar er zijn bepaalde lijfzonden waar ik gewoon tegenaan loop; er zijn bepaalde gedachten waar ik me maar niet van blijkt te kunnen ontdoen; en een bepaalde houding die ik niet kan veranderen. Als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat een ieder van ons soms worstelt met lijfzonden, als dingen die aan ons vastzitten. Zaken waarmee we de Heere God bedroeven. Wat is de oplossing van de zondenstrijd in het leven van een gelovige? Daar willen we het vandaag over hebben; dat is het onderwerp en dat heeft alles te maken met onze positie in de Heere Jezus Christus. Want daar hebben we het over. Wat is de sleutel tot het terugdringen van de zondenmacht in ons leven. Hoe kunnen we las kinderen van de levende God een overwinning behalen op de zonden in ons leven, die ons zo aankleven, die zo dichtbij ons liggen? De zonde! Wat is de sleutel? Nou dat is een vraag die vooral predikanten bezig houdt: hoe kunnen we christenen in de gemeente zo ver krijgen dat zij de zonden nalaten. Ik ben 26 jaar gemeentepredikant geweest en ik heb daar vele malen over gesproken. En elke predikant heeft zo zijn eigen methode. Sommigen bedienen zich van vrees en angst! Zo van: ‘breek er mee met die zonde, want de Heere neemt je te grazen; Hij weet je altijd te vinden als je niet beter je best doet, dan ga je ook nog verloren!’ Angst, vrees! Hoevelen worden er ook in de kerk niet door geterroriseerd. Anderen die sleutelen wat aan de genadeleer en voegen daar werken aan toe; iets wat je moet doen. En in plaats van dat je alleen vertrouwt op de genade van de Heere, moet je naar de kerk gaan; je moet dit doen, je moet dat doen; je moet hier mee stoppen; je moet stoppen met alle slechte dingen die je doet, want anders ben je waarschijnlijk geen kind van God….! ‘Een kind van God doet dit niet!’ ‘Een kind van God doet dat niet!’ En in zekere zin is dat ook een aanpassing: je krijgt een verdraaide genadeleer! Weer anderen bedienen zich van de wet, en beuken met dat ‘gij zult’ en ‘gij zult niet’ op de goegemeente in. En deze mensen zeggen: “Het is wet en evangelie; je zult de wet moeten naleven, anders komt je niet in de hemel! Ja, fijn dat je in de Heere Jezus gelooft, maar je zult toch mooi naar de wet moeten leven, want anders dan redt je het nog steeds niet!” En dat is nu precies wat de joden in Rome beweerden. Ik heb mij voorgenomen vanavond systematische, Bijbelverklarende Bijbelstudie te doen met u! Dat wil zeggen: we gaan Romeinen 6 : 1 t/m 13 systematisch, dat wil zeggen: vers voor vers uitdiepen. ‘Wat staat daar, en wat betekent dat voor mij als kind van de levende God!’ Nu, Paulus heeft in de voorgaande hoofdstukken van de Romeinenbrief sterk de nadruk gelegd op de rechtvaardiging door het geloof alleen. Als je de Romeinenbrief zou willen samenvatten, is dat de kernboodschap: de rechtvaardiging door het geloof alleen! Door het geloof alleen. Dus ik kom straks uit genade niet in de hemel, omdat ik de wet heb nageleefd! Omdat ik dit of dat gedaan heb! De enige reden dat ik straks behouden mag aankomen in het Vaderhuis met Zijn vele woningen, is enkel en alleen uit genade, door het geloof; zonder dat daar iets van mij bij zit! Paulus heeft daar grote nadruk op gelegd. Geen van de methoden die ik zojuist heb genoemd, is afdoende antwoord op het zondenprobleem in ons leven. En het antwoord daarop is dat wij gaan begrijpen wie wij zijn positioneel in de Heere Jezus Christus. Dat is in feite het antwoord op dat probleem, dat wij door de Heilige Geest door het Woord van God ontdekt worden aan wie wij zijn in de Heere Jezus Christus. Dat is in feite heel kernachtig het antwoord op het probleem. Daar heeft Paulus ook in de vorige hoofdstukken over gesproken. Hij heeft gesproken over alles wat wij in Christus hebben ontvangen. Wij hebben daar de laatste keer een aantal dingen van genoemd. In Romeinen 5 noemt Paulus dat wij hoop hebben ontvangen, liefde hebben ontvangen, zekerheid hebben ontvangen, leven hebben ontvangen; en een overvloedige Bron van genade. Hij zegt zelfs in Romeinen, hoofdstuk 5:20: “De wet echter kwam er nog bij opdat de overtreding zou toenemen….;” Nou, let goed op: als je dat leest dan denk je dat door de wet er meer overtredingen zijn gekomen. Maar bedoeld wordt, dat door de wet de overtredingen die er waren zichtbaar zijn geworden, als contrastvloeistof. De wet heeft als een vergrootglas gewerkt, om datgene wat reeds was zichtbaar te maken! “De wet kwam er nog bij opdat de overtreding zou toenemen. Want waar de zonde is toegenomen…;” (let u goed op: zichtbaar is geworden in al haar gruwelijke karakter….) “….daar is de genade meer dan overvloedig geworden!” Wat een heerlijke tekst! M.a.w.: hoe groot en zondaar je ook bent, hoevele zonden er ook hebben plaats gevonden in je leven, de Heere zegt: “daar waar de overtreding toenam, zichtbaar is geworden door een vergrootglas van de wet, daar is de genade meer dan overvloedig geworden!” Er is altijd meer genade dan zonde. De genade is altijd overvloedig: altijd toereikend! Gods genade is altijd groter! Dat was voor de geadresseerden hier in Romeinen 6 een probleem: deze grote genade van God! En dat wordt hier ook verwoord in hoofdstuk 6:1. Leest u maar mee, in hoofdstuk 6:1. Daar staat:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 1:
“Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade zal toenemen?"
Dat klinkt heel aannemelijk, want er staat in hoofdstuk 5:20, dat meer zonde in meer genade resulteert! Dat hebben we zojuist gelezen. Als nu meer zonde in meer genade resulteert, zullen wij dan maar zonde blijven doen, opdat er meer genade zal zijn? Eigenlijk was de redenatie van de mensen in Rome de volgende: ‘wij vinden het fijn om te zondigen. En de Heere God vindt het fijn om genade te geven. Weet je wat? Laten wij zondigen. Dan zijn wij blij, en dan kan de Heere God genade geven en dan is de Heere God ook blij met ons!’ Dat was eigenlijk de redenatie. Heel plat gezegd (het is huiveringwekkend, die redenatie!): Maar dat is eigenlijk wat hier staat: “Zullen wij bij de zonde blijven opdat de genade toeneme?” En inderdaad: menig christen leeft daar naar. En daarom dat er ook predikanten zijn die eigenlijk wat aan de genadeleer beginnen te morrelen. Die gaan er wat aan sleutelen, want het kan toch niet zo ruim en zo uitnodigend zijn, en zo groot zijn als we hier lezen! ‘Het is toch genade plus!’ Immers Romeinen 5:20 zegt: ‘hoe meer zonde, hoe meer genade!’ Broeders en zusters: juist de genadeprediking heeft bijna altijd tot gevolg, dat er daarna broeders en zusters naar je toekomen, en tegen je zeggen: “Maar als het zo ruim is, als het zo vrij is, dan kun je maar doen wat je wil, want dan maakt het niet meer uit!” Dan heb je de genadeleer goed verkondigd, als er mensen zijn die dat tegen je zeggen. Dr. Martyn Lloyd-Jones, een geweldige prediker, zegt in zijn commentaar op de Romeinenbrief dit: “Er is geen betere test of iemand het N-T-evangelie zuiver verkondigt dan deze, dat sommigen verkeerd begrijpen, en denken dat je alleen door genade behouden bent het er niet meer toe doet hoe je leeft of wat je doet. Je kunt onbeperkt zondigen, want daardoor wordt Gods genade des te overvloediger!” Nou, hij troost mij met dit citaat, want menigmaal is het gebeurd dat mensen inderdaad na een prediking of en Bijbelstudie over de genade naar mij toe kwamen, en zeggen: ‘ja, als het zo is dan doet het er niet meer toe, hoe je leeft!’ Dan denk ik: ‘o, ik heb het goed gedaan; ik heb het goed gezegd; ik heb het goed verkondigd!’ Want dat was ook de reactie op de genadeprediking van Paulus: “Mogen wij bij de zonden blijven opdat de genade zou toenemen?” Dat was ook toen de reactie op die ruime, uitnodigende prediking van Paulus. Er zijn altijd mensen die het verkeerd begrijpen omdat je het goed hebt uitgelegd. En laten we maar eerlijk zijn: de zonde heeft zo zijn spannende en aantrekkelijke kanten. Wie houdt er niet van op zijn tijd wat smeuïge roddel te horen. En we denken dan: ‘ach, Gods genade is toch groot genoeg!’ Je roddelt met de buren wat, en je rekent in je achterhoofd al op de genade. Of je kijkt ergens naar, en rekent eigenlijk al op de genade. Of je doet iets zwarts, en je rekent eigenlijk al op de genade. In feite is dat het probleem, hier. Zonde? En je rekent op de genade: “Mogen we bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?” Dat is de redenatie hier; dat is het probleem. Nou ziet u wat Paulus antwoordt in vers 2:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 2:
“Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme?” (Wat antwoordt hij?): “….volstrekt niet!”
Sterker had hij het in het Grieks niet kunnen ontkennen. Hij kan het niet sterker ontkennen dan met deze woorden: “Volstrekt niet!” Absoluut niet! Negatief: “Vergeet het maar! Je mag niet bij de zonde blijven, volstrekt niet!” En in de nu volgende verzen gaat hij ook uitleggen hoe wij de zonde in ons leven kunnen overwinnen. En dan heeft hij het over de genadeleer. Paulus probeert op geen enkele manier aan de genadeleer te sleutelen, o daar iets van af te doen. Hij laat de genadeleer in al zijn ruimte, en hij laat de nodiging staan. Maar hij gaat focussen op het allerbelangrijkste waarheid, namelijk onze positie in de Heere Jezus Christus. Onze positie in de Heere Jezus Christus. Want het is de genade waardoor wij in staat gesteld worden om met de zonde te breken. Let goed op. Het is niet de wetsprediking waardoor een mens in staat is om met de zonde te breken. Het is door de genadeprediking, de Bijbelse genadeprediking waar door een mens (de mens Gods, de mens die door de Heilige Geest is wedergeboren): in staat wordt gesteld de zondemacht in zijn leven terug te dringen en te overwinnen en mag groeien in levensheiliging. Door je positie in Christus! Nou, tot zo ver de probleemstelling. “Mogen wij in de zonde blijven? Nee, volstrekt niet!” Negatief.
Ten tweede: Gods antwoord op het probleem, de oplossing: “Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade meerder worde? Volstrekt niet! Immers hoe zullen wij die der zonde gestorven zijn daarin nog leven?” Nou, daarmee hebben we meteen de kern van het antwoord te pakken: “Wij zijn aan de zonde gestorven. Hoe zullen wij die aan de zonde gestorven zijn nog daarin leven?” zegt vers 2! Punt uit! Alles wat nu volgt draait om deze ene stelling: wij zijn gestorven voor de zonde! Alles wat Paulus nu gaat vertellen vloeit daaruit voort, uit deze stelling; dat is het hart van de oplossing! Dat is het hart van het heiligingsleven. Het hart van de mens Gods die de Heere wil behagen in zijn leven. Je bent gestorven. Als we voor de zonde gestorven zijn hoeven we niet meer op de zonde in te gaan. Gestorven mensen hebben geen enkel probleem met de zonde. En je kunt een krat sterke drank naast een alcoholist zetten, zonder dat het hem iets doet; je kunt en gokverslaafde in een casino opsluiten zonder dat het hem iets doet. Tenminste als het en dode is; zo is het ook met een dode alcoholist. Die dode heeft geen enkele moeite met alcohol! En een dode zondaar heeft geen enkele moeite met de zonde. Daar gaat het hier om! ‘Je bent dood,’ zegt Paulus, ‘voor de zonde. Je bent een dode zondaar voor de zonde!’ De zonde kan komen met bevelen, maar je bent dood! Nou, hoe verhoudt het ene, het gestorven zijn, zich met het andere: het nog steeds zondigen? Als je dood bent voor de zonde ben je toch niet in staat om te zondigen? En toch, laten we eerlijk zijn, gaat er bijna geen dag voorbij of we zondigen. Maar nu verklaart Paulus zich nader. Hij zegt:
Schriftlezing: Romeinen 5 : 3:
“Of weet u niet dat allen die in Christus Jezus gedoopt zijn in Zijn dood gedoopt zijn!”
Wij zijn gedoopt in de dood van Christus. Hier gaat het om onze positie in de Heere Jezus Christus. Daar heb ik u de laatste keer al het een en ander over verteld. Er wordt hier gesproken over de doop. Het gaat hier niet over de waterdoop. Maar het is een compleet droge pagina; het gaat hier om de geestesdoop. Het gaat hier om een werk van de Heilige Geest. Stel u voor: deze Bijbel….; de Heere Jezus, Hij is het vleesgeworden Woord! En dit bent u; dit kaartje bent u. Mijn hand doet het werk van de Heilige Geest. Op hetzelfde moment dat u onder het overtuigende werk van de Heilige Geest ontdekt wordt aan uw zonde en verlorenheid, en de ogen van uw hart open gaan voor de Zaligmaker de Heere Jezus Christus….; en u aanvaardt hem als uw Zaligmaker, als uw Zondeverlosser…..; op hetzelfde moment als u uit genade door het geloof uw vertrouwen stelt op de Heere Jezus…… Let u goed op: mijn hand doet het werk van de Heilige Geest, dan komt het woord uit onze tekst: “Dan doopt de Heilige Geest u in de Heere Jezus Christus!” U bent nu in Hem. En alles wat Hij is, wordt u toegerekend. U hebt het zojuist gelezen, 1 Korinthe 1:30, dat u in Christus bent. Dat is een werk van de Heilige Geest geweest; Hij heeft u in Christus gedoopt. En Hij heeft u op datzelfde moment geïdentificeerd, vereenzelvigd, met wat je zou kunnen noemen: de drie belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van de Heere Jezus Christus! U bent in Hem! De Heere God ziet u in Hem! En het is alleen omdat u in Hem bent, dat u een kind van God bent. Buiten Christus kun je geen kind van God zijn: alleen kind van God in Christus; in hem bent u geïdentificeerd, vereenzelvigd met, zoals gezegd, drie gebeurtenissen uit het leven van Christus. En dan wordt er hier in Romeinen 6 genoemd: “Weet u niet dat wij allen die in Christus Jezus gedoopt zijn….;” dat is die beweging: in Christus gedoopt zijn……: “…….in Zijn dood gedoopt zijn! Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden opgewekt is, door de heerlijkheid van de Vader, ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen!”
Wij zijn geïdentificeerd met Christus’ dood, begrafenis en opstanding. Dat is wat Paulus hier zegt. Op hetzelfde moment dat u tot Christus komt is er en wonder gebeurd, want u bent door de Heilige Geest in Christus gedoopt. Dat is die beweging, dat is een soeverein werk van God. En op datzelfde moment wordt de dood van Christus uw dood. Zijn begrafenis: uw begrafenis; Zijn opstanding uw opstanding. Juridisch, volgens het Hemels recht, is dat op hetzelfde moment uw positie. U bent een gestorven mens; u bent een gemaakt met Christus; geïdentificeerd met Zijn dood en opstanding. Zijn dood was onze dood; Zijn begrafenis onze begrafenis; Zijn opstanding onze opstanding. De vraag is: hoe kan de ene persoon met de dood van de andere Persoon worden geïdentificeerd? Dat zijn moeilijke waarheden; je krijgt dat soms ook niet zo logisch in je hoofd. Ik heb wel een voorbeeldje voor u gevonden. Het betreft George White, die tijden de Amerikaanse burgeroorlog werd opgeroepen om aan het front te komen vechten. Nu was George White een vader van een groot gezin; zeven kinderen. Zijn vrouw en zijn kinderen waren ook afhankelijk van hem. Als hij aan het front zou moeten vechten en om het leven zou komen: wie zou er voor zijn vrouw en kinderen zorgen? Hij had een vriend, een dierbare vriend, die zijn dilemma begreep: Richard Graft. En Richard zegt: “Weet je wat? Ik ga onder jouw naam in het leger!” En zo gebeurde het! Zo gebeurde het! Richard Graft ging namens George White in het leger, en vocht aan het front. En het wilde dat hij om het leven kwam. Richard Graft kwam te overlijden, onder de naam van George White. Het was enige tijd later dat die George White opnieuw werd opgeroepen, maar daartegen in beroep ging. En hij stelde dat hij gestorven was in de persoon van zijn vriend Richard Graft. En nadat zijn dossier was nagetrokken, werd hij inderdaad legaal van verdere dienstplicht vrijgesteld, omdat hij gestorven was in de persoon van zijn vriend Richard Graft. Hij was geïdentificeerd, vereenzelvigd met de dood van zijn vriend Richard Graft. Je kunt dat nakijken; dat is feitelijk gebeurd. En het is en prachtige illustratie wat er met ons is gebeurd op hetzelfde moment dat wij tot de Heere Jezus Christus mochten komen als onze Zaligmaker. Want toen heeft de Heere u en mij geïdentificeerd met Zijn dood. Zijn dood is mijn dood! Dat betekent: het oordeel over mijn leven heeft zich 2000 jaar geleden over Christus voltrokken. Ik ben in Hem, en het oordeel over mij is voltrokken in Hem! Ik ben dus dood. En elke oproep van koning zonde aan mijn adres is een oproep aan een dode. Precies zoals George White geen gehoor hoefde te geven aan de oproep om op te komen. Wij zijn gestorven voor de zonde. Maar daar is het niet bij gebleven; de Heere Jezus is begraven en Hij is opgestaan uit de doden. En wat zegt de tekst: “Dat wij, zoals Christus uit de doden is opgewekt, ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen!” Dat is uitermate belangrijk dat je dat weet, en dat je jezelf als zodanig gaat zien. Je bent een gestorven mens. Die oude ik is gestorven, begraven; en er is een nieuwe mens opgestaan. Je bent met Christus opgestaan, in Hem! Ik ben mij er van bewust, broeders en zusters, dat dit misschien zware, leerstellige kost is. Dit is één van de moeilijkst te begrijpen Bijbelgedeelten, en Bijbelse waarheden. En de apostel Paulus spant zich om het ons zo duidelijk mogelijk te maken. Hij zegt in vers 6: “Dit weten wij immers….;” het gaat hier om een verdere verklaring van wat wij reeds weten: “….dat onze oude mens medegekruisigd is….;” en let u goed op, het is medegekruisigd, met wel doel? “Opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden……;” of zoals het in de Herziene Statenvertaling staat: “Dit weten wij toch dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde te niet gedaan zou worden, en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen!” Dezelfde waarheid als in de voorgaande verzen, maar hij herhaalt het hier nog eens met andere woorden. Op hetzelfde moment dat wij tot de Heere Jezus komen, onze Persoonlijke Verlosser, zijn wij geïdentificeerd met Zijn dood, begrafenis en opstanding. Die drie dingen zijn met u en met gebeurd. In de eerste plaats is onze oude mens toen gekruisigd. Dat wil zeggen: de mens die wij waren voor de wedergeboorte; voor het moment dat wij door de Heilige Geest in Christus werden gedoopt. Die oude mens is gekruisigd. Je zou dat kunnen vergelijken met een hoofdstuk. Het eerste hoofdstuk van je leven, de mens voordat je tot Christus komt, dat hoofdstuk is afgesloten. Je bent een nieuw hoofdstuk begonnen. Deel 1 is voorbij, deel 2 is begonnen.
Ten tweede werd de macht van de zonde verbroken. Vers 6 zegt: “Opdat aan het aan het lichaam der zonde zijn kracht zou worden ontnomen, of: deze teniet gedaan zou worden!” Nou, let u goed op. Als je over ‘teniet gedaan worden’ leest, dan denk je bij jezelf: “Dit gaat niet over mij!” Want u ervaart allemaal, wij ervaren allemaal de zondemacht in ons leven. Wat wordt er bedoeld hier met: ‘teniet gedaan!’? Of zoals een andere vertaling zegt: verbroken; de zondemacht is verbroken. Dat wil zeggen, broeders en zusters, wat er hier bedoeld wordt, is…..: als je zegt ‘teniet gedaan’ in de zin van ‘compleet uitgerangeerd’ dan zeg je: ‘dit heeft geen betrekking op mij, want ik ervaar de zondemacht in mijn leven. De zondemacht is niet uitgerangeerd in mijn leven!’ Het wordt teniet gedaan, of het wordt verbroken, of: van zijn kracht ontdaan….; dat is misschien nog mooier gezegd…..: het wordt van zijn kracht ontdaan, dat wil zeggen, dat de zonde niet meer de allesoverheersende en dominante macht is in mijn leven. Koning zonde heeft niet langer de macht in mijn leven, want die macht heeft de Heere Jezus Christus. Je zou kunnen zeggen: de macht van Hitler in Nazi-Duitsland, die macht is gebroken in Normandië. Toen is de macht van Hitler gebroken. Maar het duurde nog maanden voordat de rest van Europa de gevolgen daarvan heeft ondervonden. Maar dat was het punt waarop die macht is gebroken: D-Day! U mag zeggen: 2000 jaar geleden heeft de Heere Jezus Christus aan het kruis op Golgotha de macht op satan gebroken. Hij heeft een fatale aanval op hem gedaan. Maar wij ervaren nog allemaal de macht van de satan en van de boze in ons leven. En daarom is er door de doorwerking van Gods Geest in ons leven, en het weten wie je bent in de Heere Jezus Christus, dat de zondemacht in je leven langzaam maar zeker terug gedrongen mag worden en er een overwinning mag zijn op de zonde. Dus de zondemacht is niet vernietigd, maar gebroken in ons leven. Dat is belangrijk dat wij dat weten. Het gaat hier allemaal nog om theorie; straks komen we bij praktische opdrachten. Dit gaat eventjes om wie je bent in Christus; en de Heere God ziet jou in Christus als een mens die gestorven is, begraven is, en ten derde: je bent opgestaan tot nieuw leven. Je bent bevrijd van de dood, en je hoeft dus de zondemacht niet meer te dienen; je staat niet langer in dienst van de zonde, je bent niet langer slaven van de zonde. Voordat wij tot Christus kwamen, konden wij niet anders dan de zondemacht gehoorzamen. Dat is nu anders geworden. Vers 7 zegt:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 7:
“Want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde!”
Juridisch vrij van de zonde. Letterlijk staat er: ‘is gerechtvaardigd van de zonde!’ Dat is wat er letterlijk staat: is gerechtvaardigd van de zonde. In het oude Schotland was het zo dat als een misdadiger de doodstraf had ontvangen, dat op zijn cel daarna geschreven werd, dat ‘meneer die en die heden morgen om tien uur gerechtvaardigd was!’ Dat wil zeggen: toen was hij gedood, vanwege de misdaad die hij had gedaan. Maar dan stond er op zijn cel: ‘hedenmorgen om tien uur is misdadiger die en die gerechtvaardigd!’ D.w.z.: compleet heeft hij geboet voor datgene wat mis is gegaan in zijn leven en hij is gerechtvaardigd, in de zin van: er kan nu niets meer tegen hem gebracht worden. Want dat is in feite: ‘wie gestorven is, is gerechtvaardigd van de zonde!’ Vers 8:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 8:
“Als wij nu met Christus gestorven zijn, geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven. Wij weten toch dat Christus, nu Hij is opgewekt uit de doden, niet meer sterft; de dood heerst niet meer over Hem. En wat Zijn sterven betreft is Hij eens en voor altijd voor de zonde gestorven; en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God!”
Christus is dus voor de zonde gestorven, in die zin dat Hij de zondeschuld. En daarom dat ook wij die Een zijn met Hem in hem zijn, en met Hem verenigd zijn, en de zondeschuld gedragen hebben. U heeft in Christus, m.a.w.: geboet voor de zonde! U heeft in Christus geboet; dat oordeel is over uw leven geweest! Je wordt maar een keer voor je zonden gestraft: dat is 2000 jaar geleden op Golgotha gebeurd, in Christus heeft zich dat voltrokken! Juridisch ben je een gekruisigd, een geoordeeld mens. En daarom dat de Bijbel zal zeggen: “Er is geen veroordeling voor hen die in Christus zijn!” Dat oordeel heeft zich duidelijk al voltrokken, in Christus 2000 jaar geleden. Er is geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn. En daarom is er ook geen vrees in de relatie met de Heere God van een kind van God; geen vrees, geen angst. Geen vrees meer voor het oordeel. En waarom niet? Omdat in Hem heeft het oordeel zich al voltrokken; er is niets meer tegen je in te brengen: geen beschuldigingen meer; compleet gerechtvaardigd. Dus dat deel van ons leven is afgesloten! Hoe dwaas zou het zijn daar opnieuw naar terug te keren, om opnieuw onder de tirannie van de zonde te gaan leven. Dat moeten we ons goed voor ogen houden broeders en zusters. Ik hoop dat u Romeinen 6 : 1 en 2 begint te begrijpen, als er staat: “Wat zullen wij dan zeggen: zullen wij bij de zonde blijven leven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet: hoe zullen wij die in de zonde gestorven zijn daarin nog leven?” Dit is het antwoord dus op het zondeprobleem, waar je elke dag mee geconfronteerd wordt. Het gaat hier om die momenten dat je weer voor je bed neerknielt en in huilen uitbarst, en zegt: “Heere God, het is me weer gebeurd!” Daar gaat het over. Ook die nare zonden die aan ons kleven; daar hebben we het hier over. En het antwoord, dat je daar niet bij mag blijven: “Volstrekt niet!”, negatief: het mag niet voortduren in je leven. ‘Nou,” zegt Paulus: “Om daar overwinning over te verkrijgen moet je iets weten!” Wat moet je dan weten? “Je moet weten wat je positie is; je moet weten wie je in de Heere Jezus Christus bent, namelijk dat je met Hem gestorven, begraven en opgestaan bent tot een nieuw leven!” Dat is Gods motivatie, een bekrachtiging tot overwinning op de zonde: weten wie je bent! Kijk, toen ik in 1981 op het stadhuis in Rotterdam ‘ja’ zei tegen mijn vrouw, heb ik een hoofdstuk van mijn leven afgesloten; het hoofdstuk met de titel ‘vrijgezellenbestaan’. En toen ben ik een nieuw hoofdstuk begonnen, een geweldig hoofdstuk; het hoofdstuk van het getrouwde huwelijksleven. Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest. Voor die tijd moest ik me maar een beetje behelpen, maar nu ik getrouwd ben: geweldig; een geweldig leven. Ik zou gek zijn om te denken: ‘wel, weet je wat, ik keer terug naar het eerste hoofdstuk van mijn leven. Ik ga weer opnieuw dat vrijgaande of dat vrijgezellenbestaan beginnen!’ Nee, ik ben getrouwd om het huwelijksleven te leven, en ik wil nooit meer terug. En zo ben ik ook christen geworden om als christen te leven. En dat is wat ik door Gods genade wil doen. Dat oude leven lokt weliswaar, met allerlei beloften van vrijheid, en ongebondenheid en spanning en vreugde. Maar dat geeft alleen maar ellende en wroeging, en teleurstelling. Waarom zou ik terug willen naar dat eerste hoofdstuk van mijn leven? Nee, ik wil leven in het licht van Wie ik ben in de Heere Jezus Christus, mijn nieuwe Schepper. Een kind van God, gerechtvaardigd, door voor de zonde, levend voor God! De centrale vraag is nu natuurlijk: hoe voorkomen we dat we weer terugvallen in dat oude leven? Weet je nog: als je moet weten wie je bent om naar je positie te kunnen leven. Daar hebben we de laatste keer over gesproken; je moet weten dat je miljonair bent om als miljonair te kunnen leven. Want als je het niet weet dan is de kans groot dat je uit de vuilcontainers achter Albert Heijn gaat leven; dat zou kunnen. Als je niet weet dat je een miljoen hebt op de bank, dan ga je misschien als een armoedzaaier leven. En heel veel christenen vandaag de dag in de kerk die leven als geestelijke armoedzaaiers, omdat ze niet leven van hun rijkdom in Christus. Ze weten dus niet wie ze positioneel zijn. Ze zijn heel onzeker daarover. En dat ademt hun leven ook uit. En daarom heeft het niets aantrekkelijks. Daarom heeft het geen magneetwerking op de wereld. Want het is eigenlijk allemaal kommer en kwel. En daarom dat het zo belangrijk is dat wij als kinderen van God vanuit de Bijbel leren verstaan wie wij zijn in de Heere Jezus Christus. En een van de eerste dingen is dan dat je moet weten dat je door de Heilige Geest in Christus bent gedoopt, en dat je een gestorven mens bent. Met Christus gestorven, begraven en opgestaan tot een nieuw leven. Dat moet je boven alles weten. Hij zegt in vers 11: “Zo moet het voor u vaststaan…;” ziet u dat in vers 11: “Zo dient ook uzelf te rekenen…;” het moet voor je vaststaan: “….als dood voor de zonde maar levend voor God in Christus Jezus onze Heere!” Maar let u goed op; dat betekent niet dat je maar net moet doen alsof je dood bent. Zo van: ‘oké, we moeten doen alsof we dood zijn; we zijn het wel niet, maar we doen net alsof we dood zijn voor de zonde!” Nou, dat wordt hier dus niet bedoeld. Er wordt mee bedoeld dat je door de Heilige Geest ontdekt wordt aan deze allerbelangrijkste geestelijke waarheid van je juridische positie voor de Heere God, in geestelijk opzicht dat je een gestorven mens bent. Paulus zegt in Galaten 2:20: “Met Christus ben ik gekruisigd, en toch leef ik. Dat is niet meer leven, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft lief gehad en Zich voor mij heeft over gegeven!” Maar het moet allereerst voor mij vaststaan; daar begint het mee. Het moet voor mij vaststaan. Vers 11 zegt het zo:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 11:
“Zo dient ook uzelf te rekenen!”
Het moet voor je vaststaan dat dat je positie is! Moet u eens zien wat vers 3 zegt; volgt u maar mee. Daar staat:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 3:
“Of weet u niet?”
Of weet u niet? Je moet wat weten. Vers 6:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 6:
“Dit weten wij toch?”
Vers 9:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 9:
“Wij weten toch?”
Vers 11:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 11:
“Zo moet het voor u vaststaan, zo dient ook uzelf te rekenen!”
Dus nadat we het nu gehad hebben over de theorie, we weten nu de theorie, onze geestelijke positie voor de Heere God in Christus. Maar hoe ga ik dit nu toepassen? Het begint er mee, zegt hij: dat je dit moet weten! Het begint met de positieve input in je hersencomputer, in je hart, van deze allerbelangrijkste waarheden, zodat ze landen, en jij weet wie je voor de Heere God bent in Christus. Daar begint het mee. Dus: terugdringen van de zonde, daar gat het over….; we mogen niet bij de zonde blijven, volstrekt niet! Hoe dan? Nou, je weet nu de theorie en het begint bij het kennen van de theorie. Het kennen van de theologie, wat de Bijbel hier over zegt, daar begint het mee. Hier mag niet de minste twijfel over bestaan: u bent in Christus dood voor de zonde. U bent een gerechtvaardigd mens in de zin van: de doodstraf is voltrokken 2000 jaar geleden op Golgotha. U bent en gerechtvaardigd mens; geen veroordeling meer in Christus Jezus. Ken jij die positie? Begrijp je wat een geweldige bevrijding dat is, dat er dus geen angst meer is in de relatie met de Heere God. Omdat de Heere God niets meer tegen jou en mij heeft in de Heere Jezus Christus. Geen veroordeling meer, omdat je in Hem bent. Jij bent in Zijn Zoon, en Hij had het tegen Zijn Zoon. En daarom heeft Hij niets meer tegen jou! Nu mag je: hhhhhhhhh! Je kan ademen; je kunt nu geestelijk weer adem halen. Dat betekent ook dat er ruimte komt om geestelijk te groeien. Daar begint het dus mee: “Dit weten wij!” vers 3, vers 6, vers 9, vers 11; het moet voor je vaststaan!
Weet u, toen ik trouwde ben ik voor mijn oude vlammen gestorven. Als ik één van hen tegen het lijf zou lopen, en darmee zou willen gaan stappen, dan zou ik me eerst wel bedenken. Allereerst: mijn eigen vrouw zou me natuurlijk vermoorden. Maar dat is niet de belangrijkste reden. De echte reden waarom ik dat niet zou doen is, omdat ik met mijn vrouw getrouwd ben; ik heb een leven met haar; ik heb een huwelijk met haar; ik heb kinderen met haar; we zijn verbonden door het huwelijk. Weet u, Augustinus heeft een losbandig leven geleid, voordat hij tot de Heere kwam; een bijzonder losbandig leven; hij hield het met verschillende vrouwen. En hij was tot geloof gekomen: “Neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn tot Uw eer!” Hij was gerechtvaardigd geworden door het geloof. Augustinus was een nieuwe schepping geworden in de Heere Jezus Christus. Hij wandelde op een dag over de markt; en hij ziet een van zijn oude vlammen; en vrouw met wie hij iets heeft gehad. En ze zien elkaar aan, en hij zet het op en lopen. En zij zegt: “Augustinus, ik ben het! Ik ben het!” En hij schreeuwt heel hard terug, al lopend: “Maar ik ben het niet!” Kijk, dat is het precies. Het oude was voorbij gegaan. Dat hoofdstuk is gesloten, en hij is een nieuwe schepping geworden in de Heere Jezus Christus: “Ik ben het niet!” Dat klopt. Die oude Augustinus is gestorven met Christus; begraven, hij is een nieuwe mens! De mens Gods; de mens die door de Heilige Geest in Christus is gedoopt! En wanneer de duivel naar je toekomt en allerlei dingen in je oor fluistert: ‘doe het maar en er is niemand die het ziet; je kunt toch even met haar lachen; je kunt wel even iets te lang kijken; je kunt wel even wat webben; toe maar joh, God is liefde, Hij vergeeft het je wel!’ Kijk, dat is nou precies het verkeerde. Dan kijk je in feite terug naar die oude vlam, waar je vroeger zo aan verknocht was. En daarom: je moet bedenken wie je bent in Christus. Daar begint het mee dus. De positieve input van deze kennis in je werkgeheugen; in je werkgeheugen. Dit moet iets zijn wat voor in je werkgeheugen aanwezig is: deze kennis dat je een nieuwe schepping bent; dat je een nieuwe Koning dient; dat de oude, zondige mens met Christus gestorven is. Ten tweede: laat de zonde niet langer op de troon van je leven regeren, vers 12 en 13 zegt:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 12 en 13:
“Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren, om aan de begeerten daarvan te gehoorzamen. Stel uw leden niet ter beschikking aan de zonde als wapen van de ongerechtigheid, maar stel uzelf ter beschikking aan God, als mensen die uit de dood levend geworden zijn, en laat uw leden wapens van gerechtigheid zijn voor God!”
M.a.w.: doe niet langer alsof koning zonde uw koning is. Wees niet langer een dienaar van de Koning. Ga niet naar die plaatsen toe waar u zichzelf in een situatie manoeuvreert waardoor het uiteindelijk tot zonde komt; wardoor je jezelf blootstelt aan verleidingen. Stop er mee je gedachten te beïnvloeden met beelden, plaatsen, woorden, filosofieën, redenaties die in strijd met het Heilig Wezen van onze driemaal Heilige God. Maar leef als een doulos, als en slaaf van de Heere Jezus Christus, die jou, die jij en ik moet maken: “Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren!” Ziet u, de Heere spreekt ons hier aan. Hij zegt: “Laat dan!” Je moet wat doen! Zeg ‘neen’ daar tegen. M.a.w.: het begint met kennis: ‘je weet het toch wel? Je weet het toch wel?’ Maar nu wordt er iets anders van ons gevraagd, namelijk: radicale afscheiding van de zonde! Radicaal breken met ongerechtigheid! Laat die zonde niet langer op de troon van je leven regeren. En vers 13B stelt: “Stel uzelf ter beschikking aan God als mensen die uit de doden levend geworden zijn; laat uw leden wapens ter gerechtigheid zijn voor God!” M.a.w.: als derde stap, geef uzelf geheel en al over aan de Heere God! God roept ons tot volkomen overgave. Eerst de oproep tot volkomen afscheiding: breken met de ongerechtigheid. Dat begint met een kennis. Breken met de ongerechtigheid: kap er mee, concreet. Zet stappen wat dat betreft in je leven. En drie: geef jezelf restloos over aan de Heere God. Restloze overgave. Dat betekent, er wordt hier over je leden gesproken; dat betekent je: ogen, je oren, je neus, je handen, je voeten, je denkwereld, je emoties. Al je zintuigen; al je ledematen; ook je seksuele organen. Misschien moet je ook gewoon concreet beginnen om dat uit te leveren; om dat gewoon maar te noemen: ‘ook dat geef ik over aan U, Heere God!’ dan laat je het wel uit je hoofd om dan te doen daarmee wat jou goeddunkt! Dan ga je leven naar de Bijbelse regels wat dit betreft. Stel uzelf ten dienste van God, als mensen die dood zijn geweest, maar thans leven. Stel geen enkel deel van je lichaam ter beschikking van de zonde. Stel je ten dienste van God. En dat is iets wat wij moeten doen. Wat God heeft gedaan in Christus dat is duidelijk. Hij heeft ons in Christus gedoopt, geïdentificeerd met Zijn dood, begraven in Zijn opstanding. Dat moet je weten! En nu zegt de Heere: “Zou jij nu willen breken met de zonde? Dat betekent dat je dingen moet weg doen; dat je dingen anders moet gaan doen. Als je je daar aan onderwerpt zou je je vervolgens volkomen willen overgeven aan Mij?”
En dan noemt hij als vierde punt, vers 14:
Schriftlezing: Romeinen 6 : 14:
“Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet maar onder de genade!”
De zonde zal over, wat staat er? ‘niet heersen!’ We zullen tot onze dood toe blijven zondigen. Johannes zegt: “Indien wij zeggen dat wij gen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet!” ‘Maar de zonde zal over u niet heersen’, in de zin van: koning zijn; de heerschappij hebben in ons leven. Daar compleet onder leven als slaaf. De zonde zal over u niet heersen. Let goed op. Hoe motiveert hij dat? “De zonde zal niet over ons heersen! Hoe dat zo? U bent namelijk niet onder de wet maar onder de genade!” Wat motiveert mij om te breken met de zonde? Wat staat er? “de genade!” De ruime, uitnodigende, Bijbelse genadeleer motiveert tot levensheiliging. En eigenlijk het tegenovergestelde dan waar hij mee begon: “Mogen wij bij de zonde blijven opdat de genade toeneme? Volstrekt niet!” De genadeleer leidt niet tot zonde. Hij zegt hier het tegenovergestelde: ‘de zonde zal over u niet heersen, u bent niet onder de wet maar onder de genade!’ Hij die voor jou zonden heeft voldaan, motiveert tot het breken met de zonde en het toewijden aan God. Een leven uit genade leidt tot levensheiliging. Dat is wat we hier leren. Maar het begint allemaal met: ‘dit weten wij!’ Dit weten wij! Wat weten we? Wat moeten we boven alles nemen? Dat u op hetzelfde moment dat u tot de Heere Jezus kwam, door de Heilige Geest in Christus bent gedoopt. Zijn dood: uw dood! Alles wat van Christus is wordt u toegerekend. Het is uit God dat u nu in Hem bent. De Heere God ziet u in Hem en Hij ziet Jezus. De heiligheid van Jezus; de gerechtigheid van Jezus; de liefde van de Heere Jezus Christus. Alles van Christus dat wordt op u toegepast; de toegerekende leven van Christus, de toegerekende gerechtigheid van Christus. Drie belangrijke waarheden: zijn dood, Zijn begrafenis, Zijn opstanding; de sleutel tot een leven waarin de zonde wordt terug gedrongen, en Christus groeit. Immers: “Hij moet wassen, wij minder worden!” Dit is wat ik met u wilde delen. Tot zo ver!